De Panhard CD, kind van de wind! (1962 – 1964)

Auteur: Jaap Margry

Is Panhard in de autowereld al een buitenbeentje, binnen de Panhard-familie heb je ook buitenbeentjes en de CD is daarvan misschien wel de meest extreme. Zeldzaam is hij zeker: 165 in totaal; 4 stuks werden gebouwd voor Le Mans 1962, nog 2 Le Mans-racers voor 1964 en tussen 1963 en 1965 nog eens159 straatauto’s,. Het zijn opvallende verschijningen, een soort vliegende schotels op de weg. Deze intrigerende coupé uitgerust met een ‘gewone’ Panhardmotor is de snelste naoorlogse Panhard.

Het begon in 1961 met de opsplitsing van Deutsch-Bonnet (DB), toen de renstal voor Panhard. René Bonnet, de “B” van DB begon zijn eigen bedrijf, en stapte over op Renault motoren. Voor Panhard en Charles Deutsch kwam dit als een grote verrassing. In grote haast, want de inschrijving voor Le Mans 1962 kwam er aan, werd toen besloten een eigen racewagen voor Le Mans te ontwikkelen. Charles Deutsch, aerodynamisch genie en de “D” van DB, ging deze dus naar hem genoemde (CD) wagen bouwen.

Het concept

Het ontwerp van Charles Deutsch is compromisloos gericht op een zo laag mogelijke luchtweerstand, teneinde met een 700 cc motor de Indice de Performance te winnen. Alles werd daaraan ondergeschikt gemaakt. Een druppelvormige koets, zo klein mogelijk van binnen zowel als van buiten. Door zijn minimale chassis (één stevige centrale buis) en de polyester koets is de auto erg licht. Voor de druppelvorm werden de achterwielen zelfs dichter bij elkaar geplaatst dan de voorwielen. De onderkant werd voor het “ground-effect” en dit is  voor het eerst, helemaal glad! Dat leverde een onwaarschijnlijk lage luchtweerstandcoëfficiënt (Cx) op van 0,17 (racers) en 0,22 voor de straatversie. Dit werd later nog overtroffen met de fragile Le Mans CD’s van 1964, die voorzien van de “oortjes” met een krankzinnige lage Cx van 0,12 het circuit op gingen!

Resultaten op Le Mans

Le Mans 1962 was natuurlijk extra spannend omdat René Bonnet op enigszins achterbakse wijze de samenwerking met Deutsch en daarmee het succesvolle merk D.B had opgeblazen. Beide voormalige strijdmakkers trokken nu, met ieder een eigen auto, tegen elkaar ten strijde. De voorbereidingstijd was extreem kort. Wonder boven wonder waren de auto’s op tijd klaar. René Bonnet reed met de Djets een klasse hoger, en met de barquettes in dezelfde klasse, allen voorzien van Renault motoren. Panhard had, onder leiding van Bernard Boyer, 4 CD’s gebouwd bij Chappe & Gasselin. Drie namen er deel aan de wedstrijd. Door ingewikkelde wedstrijdvoorschriften werd Lotus, een serieuze concurrent voor de Index, door de wedstrijdleiding buiten de wedstrijd gehouden.Twee CD’s vielen uit, en de Bonnets hadden ook veel problemen. Na 24 uur kwam de enig overgebleven CD van Charles Deutsch vòòr de Bonnets over de finish. Zelfs de 1000 cc Djet was verslagen, een groot succes en zoete wraak voor Deutsch en voor Panhard. Het project was dus boven verwachting geslaagd: de Panhard CD won de Indice de Performance op Le Mans! Aanleiding voor Paul Panhard om aan Deutsch te vragen om een straatversie te ontwikkelen om in die markt te concurreren met de Djet en de Alpines.

 

            De Le Mans winnaar stond te pronken op de Amsterdamse RAI van 1963.

In productie

De Le Mans CD’s reden met een kenteken weliswaar ook op de openbare weg, maar voor de productie-versie bracht Charles Deutsch toch wat wijzigingen aan, zoals een hogere voorruit, bumpertjes op de hoeken, een gewijzigde neus en een luxe interieur. Twee uitvoeringen, beide met een 848 cc Tigre-blokje, de Grand Tourisme met de Zenith 38 NDIX carburateur, goed voor 160 km/u en de Rallye met twee carburateurs die 180 km/u haalt. Het opstarten van de productie verliep dramatisch. Bernard Boyer zag het al aankomen en haakte af. Onvoorbereid had Deutsch nauwelijks tekeningen voor de Italiaanse firma Alpa die het na één koets voor gezien hield. Deutsch was een druk bezet man en bemoeide zich weinig met de ontwikkeling van de wegauto. De presentatie van de civiele CD op de Parijse Salon in oktober ’62, vond al 5 maanden na Le Mans plaats. De CD werd bekroond met de “Grand Prix de l’Art en de l’Industrie Automobiles Francaise (categorie Sport et Grand Tourisme)” en er werden meteen 17 CD’s verkocht, terwijl 700 serieuze gegadigden zich aandienden.

De bedoeling was om 1000 auto’s te verkopen voor het einde van 1963. Na 25 koetsen van Chappe & Gasselin zou uiteindelijk de Franse firma Velam (van de bubble-cars) de rest van de koetsen fabriceren. Na 10 maanden kwamen de eerste CD’s pas beschikbaar en de meeste aspirant-kopers hadden tegen die tijd alweer afgehaakt, temeer daar de bouwkwaliteit nogal te wensen over liet en bovendien de eveneens zeer sportieve en fraaie 24 CT werd aangekondigd. Uiteindelijk zouden er tussen 1963 en 1965 slechts 159 verkocht worden.

De weg op en wat kost het?

Alain Bertaut en Jean Bernardet schreven een welwillende recensies; een 24CT overtuigt qua prestaties de echt sportieve rijder niet helemaal, dus die zouden toch een CD moeten overwegen! Ze loven de wegligging en de prestaties maar hebben kritiek op de zware remmen en besturing. 19,2 seconden over 400 meter, sneller dan een Peugeot 404 cabriolet met injectie, 35,2 sec. voor een kilometer, dat is een fractie trager dan de Facellia F2 en een halve seconde sneller dat de René Bonnet Djet.

Ter vergelijking wat autoprijzen in 1963:

PL17 7.900 FFr

24 CT (’64) 11.100

CD GT 15.500

CD Rallye 16.500

Alpine 850 cc 13.900

Alpine 1000 cc 19.900

RB Missile 12.800

RB Djet 18.000

RB Djet Rallye 25.000

Citroën DS 13.365

Facel II 54.000

Op zich een kansrijke positie op de Franse markt, maar dan moet je wel kunnen leveren en moet de productiekwaliteit op orde zijn. Geen van beide was het geval.

 Verdere sportieve carriere

Meteen na de Le Mans zege vestigde Bernard Boyer een (officieus) snelheidsrecord in de 702 cc CD: 206,826 km/u werd gemeten. Een CD met 945 cc motor werd ingeschreven voor heuvelklims in het Franse Rallyekampioenschap en voor de 1000 km van Parijs. André Guilhaudin haalde verschillende klasse-overwinningen en werd zo Kampioen van Frankrijk, en Panhard kampioen bij de constructeurs. De jaren daarna zien we af en toe een particuliere CD in rallyes opduiken.

Na de overwinning in 1962 op Le Mans moest Panhard van Citroën zijn raceprogramma staken. Charles Deutsch bleef zijn eigen auto’s inschrijven, In 1963 met DKW-techniek. Later, in 1965, Peugeot blok, maar in 1964 nogmaals met een compressorgeblazen 848 cc Panhard-blok van 64 pk. Al deze ultieme stroomlijnlaboratoria strandden met panne, maar het blijven adembenemend mooie, verderlichte raceautootjes met een top van wel 220 km/u.

Anno 2021

Het is sensationeel om te voelen hoeveel het scheelt als de 60 pk Panhardmotor in een superlichte auto is gebouwd! Met zijn luxe interieur is de CD een echte GT. Niet alleen de snelste, maar ook de zuinigste Panhard. Als je rustig rijdt is 1 op 25 prima te doen. Tegenwoordig kunnen we stellen dat de CD, als doorontwikkeling van de D.B HBR5, toch een heel andere auto is. Met name in korte snelle bochten ligt de D.B toch beter op de weg, met name door de CD’s geringere spoorbreedte achter (de druppelvorm heeft ook nadelen) en de verouderde armschokdempers. Maar het rijdt evengoed geweldig. En waar de HBR5 de jaren ’50 ademt, is de CD onmiskenbaar een jaren zestig GT. Charly Rampal noemt de CD en de D.B HBR5 “de vlaggeschepen van onze mechaniek”! Zoals Pierre Peters het stelde in Koerier 173: “Het probleem is niet de techniek, het is de bouwkwaliteit!” De vele complexe body-off restauraties die inmiddels hebben plaatsgevonden zullen dat probleem grotendeels hebben opgelost. Dat vertaalt zich nu ook in de prijzen. Tonnen voor de Le Mans-racers, maar de wegmodellen tikken nu op veilingen ook de 80 mille aan. Houdt er wel rekening mee dat binnenin alles heel klein is, net als een Alpine A110 of een Lotus Europa. Ben je langer dan 1.80 m dan pas je er eigenlijk niet in!

Claudio Sassi, de Italiaan die de enige in Italië gebouwde koets vond en omtoverde in een volledige CD, schreef een leuk boek over de CD, “La Fille du Vent”, een mooie limited edition uitgave in 3 talen. Ook in de Panhard Koerier verschenen de nodige artikelen over de CD, bv in nr 139, 162, 173 en 196.

De 5 CD’s die op dit moment in de club zijn:

4 Reacties

  1. Henk de Vries

    Wat een leuk verhaal! Ooit op een dag … ik blijf rustig zoeken naar een mooie goede CD.

    Antwoord
    • Ed van Went

      Ooit hoop ik …..

      Antwoord
      • Jaap Margry

        In La Vie de l’Auto staat al enkele weken de CD van Michel Chapot te koop aangeboden. Niet goedkoop, maar een mooie originele auto inclusief oplegger voor 68.000 euro, toch 10 mille minder dan de laatste tijd op veilingen is betaald.

        Antwoord
  2. Jaap Margry

    Inmiddels 5 CDs in NL! Gefeliciteerd Henk!

    Antwoord

Laat een reactie achter voor Ed van Went Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Panhard Automobielclub Nederland