Panhard cilindersloten gangbaar maken, repareren en/of manipuleren.

Panhard cilindersloten gangbaar maken, repareren en/of manipuleren.

Weergaven: 527

Panhard cilindersloten gangbaar maken, repareren en/of manipuleren.

De deur-, kofferbak-, benzineklep- en contactsloten van onze Panhards zijn eenvoudig van opzet maar werken (50 jaar of ouder!) vaak niet meer optimaal. Sloten zijn dan moeilijk te openen, sluiten slecht, soms blijkt dat ook andere sleutels passen of de cilinder valt er spontaan uit. Ook rijden er Panhards rond met voor ieder slotje een andere sleutel.
Deze problemen zijn gemakkelijk op te lossen, hieronder volgt na een korte uiteenzetting over de onderdelen en werking van de sloten, een handleiding om de sloten naar je hand te zetten.

Samenstelling slot (zie foto 1)

  • Het huis
    Dit is het deel waar de cilinder in kan draaien
  •  Een cilinder
    Het draaiende deel van het slot, waar de sleutel in wordt gestoken. Er zijn vijf verschillende typen cilinders (C, E, F, H, en K). Als een sleutel in een cilinder gestoken kan worden dan is hij van het juiste (zelfde) type, maar dat betekent nog niet dat het slot met die sleutel geopend kan worden.
  •  Een pen, vleugeltje o.i.d.
    Als de cilinder in het huis draait zal dit aan de cilinder gekoppelde onderdeel het eigenlijke sluitmechanisme bedienen.
  • Het sluitmechanisme
    Soms ingewikkeld (deur) soms heel eenvoudig (vleugeltje benzineklep).
  •  De sleutel
    Sleutels voor onze Panhards (de originelen) zijn gemerkt met een letter + een driecijferig nummer. De letter (C, E, F, H of K) geeft aan in welke serie cilinders de sleutel past, dit houdt verband met de sleuven in de sleutel en dus met het feit of de sleutel überhaupt in het slot gestoken kan worden.  De drie cijfers beschrijven de baard van de sleutel en als die overeenkomt met de afstelling van de cilinder (en die kunnen we veranderen), dan is de sleutel ook om te draaien. Wanneer een passende sleutel in het slot (de cilinder) gestoken wordt, zal hij door zijn vorm alle lamellen naar binnen (in de cilinder) duwen, het slot is dan open.
  • Lamellen, (Foto 5 & 8)
    Kleine raamvormige messing deeltjes, die in de gleuven van de cilinder heen en weer kunnen schuiven.

Veertjes (foto 5 & 9)
Iedere lamel wordt door een veertje naar buiten (de cilinder) gedrukt en valt als het slot gesloten is, in een gleuf binnen in het huis. De cilinder zit dan vergrendeld (zit op slot) in het huis.

 

Aan het werk

1. Een slot uitbouwen
Het vergt soms enig voorbereidend werk (portier- en contactslot) maar als je bij het slot bent aangeland, is het altijd gemakkelijk uit te bouwen. De handgreep in het (24) portier komt los na het verwijderen van 2 moertjes, het contactslot zit met één moer vast, de sloten van de benzineklep en de kofferbak zitten met een soort van schuifklem vast (Foto 2)

 

2. Cilinder uitbouwen
De cilinders van de portieren en de benzineklep zijn aan de achterzijde van een ‘vleugeltje’ voorzien, dat met een splitpen vastgezet is, hierdoor zit de cilinder opgesloten in het huis. Na het verwijderen van de splitpen en het vleugeltje komt bij de benzineklep en het portier, de cilinder direct vrij. Bij zowel de kofferbak als het contactslot moet aan de zijkant van het slot ook nog een borgschroefje ( Foto 3) losgedraaid worden voordat de cilinder vrij uit het huis getrokken kan worden.
Denk er om dat bij het er uit trekken van de cilinder de sleutel in het slotje moet blijven zitten, om te voorkomen dat de lamellen en veertjes spontaan uit het slot vallen/springen.

3. De cilinder
Op foto 4 zie je een (gereviseerde) cilinder, in dit geval van het kofferbakslot van een 24. In de drie gleuven in de cilinder zitten de drie lamellen, die door heel kleine veertjes er naast omhoog gedrukt worden. De lamellen steken als er geen passende sleutel in de cilinder zit, er net met een randje bovenuit.
Er zijn meerdere typen cilinders in omloop. Als het goed is zijn alle cilinders in je auto van hetzelfde type en kun je met één sleutel in al je sloten komen. Dat hoeft niet te betekenen dat je met die sleutel alle sloten kunt openen, maar is dit laatste niet het geval, dan is het in elk geval wel te realiseren!

4. De Lamellen en de veertjes
Hier zien we naast een cilinder, wat al dan niet kromme veertjes en wat vuile lamellen.
We gaan nu alles schoonmaken, Biotex of thinner, je gebruikt wat je voorkeur is. Als alles maar goed schoon wordt. Wanneer nodig wordt ook de Dremel ingezet. Kromme lamellen worden netjes recht geklopt en dan gaan we sorteren. Ik vond tot mijn verbazing bij de lamellen maar drie maten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Hiernaast de sortering die ik in mijn voorraad aantrof. De lamellen lijken allemaal hetzelfde te zijn, maar er zijn toch verschillen. Het verschil zit hem in de breedte van de bovenbrug. Ik kleurde mijn lamellen om bij het opbouwen van de sloten de maat te kunnen onderscheiden. De veertjes zitten vaak vast in de cilinder en worden dan bij het er uit trekken behoorlijk vervormd, maar ze zijn gemakkelijk te herstellen. Zoek een naald die net door het veertje past, steek hem door het veertje en draai dat aan terwijl je het samen drukt. Na afloop van deze operatie ziet alles er weer prima uit.

 

 

5. Een slot opnieuw opbouwen / passend maken op een sleutel
En dan is het tijd het slot weer op te bouwen. Dun vet in de gleuven van de cilinder, drie veertjes in de gaatjes opzij van de gleuven en dan drie, willekeurige, lamellen in de gleuven. De sleutel er in en dan zouden alle lamellen door de sleutel in de cilinder moeten verdwijnen. Dat zal de eerste keer niet het geval zijn en dan ga je één voor één de lamellen vervangen door een groter of kleiner exemplaar net zo lang totdat de truc is gelukt en u het rechtse plaatje heeft. Het zal duidelijk zijn dat je op deze wijze alle sloten op een sleutel pas kunt maken. Er is maar één voorwaarde: de sleutel moet in de cilinder passen, ofwel ze moeten van hetzelfde type zijn (en je moet genoeg lamellen van de gewenste maat hebben).

Nu is het tijd de cilinder, mét de sleutel er in in het huis terug te plaatsen. Vervolgens eerst de cilinder vastzetten in het huis. Een borgingingsschroefje opzij in het huis of een vleugeltje met een splitpen monteren, dat is afhankelijk van welk slot je onder handen hebt. Pas dan controleren we of het werkt, de volgende zaken moeten in orde zijn.

  • Als je de sleutel er uit trekt moet de cilinder in het huis blijven zitten
  • Als de sleutel er uit is, probeer je voorzichtig met een schroevendraaier de cilinder te verdraaien. De cilinder mag niet verdraaid kunnen worden.
  • Met de sleutel er weer in moet je de cilinder een halve slag kunnen draaien, waarna je de sleutel er uit kunt trekken.

Is dit alles OK dan kan het slot weer ingebouwd worden, zo niet doe dan nog even rustig de procedure opnieuw.

Succes!

Panhard Automobielclub Nederland

Voetplaat ontsteking / verdeler

Voetplaat ontsteking / verdeler

Weergaven: 322

Voetplaat ontsteking/verdeler vervangen

 

Of je het leuk vindt of niet: elke Panhardist moet van tijd tot tijd het ontstekingstijdstip controleren en/of corrigeren. Een simpel klusje, maar de technici van Panhard zijn erin geslaagd dat karwei moeilijker te maken dan strikt noodzakelijk. Het probleem zit in de voetplaat van de ontsteking / verdeler. Dat dunne plaatje heeft een bijna onbedwingbare neiging krom te trekken als je de verdeler vastzet op het ‘kasteel’. Natuurlijk kun je de plaat elke keer weer recht buigen maar na een jaar of vijftig is de rek er dan wel uit. Je weet nooit zeker of de verdeler voldoende vast zit en dus draai je de bout nog iets vaster aan, waardoor de plaat opnieuw gaat opkrullen. Dat kan en moet dus beter.

Er zijn vervangers te koop, maar een nieuwe en betere plaat is op een regenachtige achternamiddag ook zelf eenvoudig en spotgoedkoop te maken met behulp van een haakse slijper, een goede boormachine, een tappensetje, wat ijzerboren, een metaalzaag en een vijl. Door de iets aangepaste constructie is deze plaat veel beter. De verdeler wordt niet meer wordt vastgeklemd met één bout, maar wordt op drie plaatsen met schroeven gefixeerd.
Hoe te handelen? Neem de fraaie vormen (inclusief de gaten) van de oorspronkelijke voetplaat over op een plaatje staal of aluminium (ongeveer 95x40x4mm) en boor, zaag en vijl totdat de nieuwe plaat qua binnenmaten exact overeenkomt met het origineel. Met dit verschil dat de nieuwe plaat niet ‘open’ eindigt (zie de afbeelding). De buitenmaten doen er verder niet zoveel toe. Boor en tap vervolgens drie keer schroefdraad (3mm) van de zijkant van de plaat naar het gat waar de verdeler in moet zakken.

Zet de plaat op het ‘kasteel’, plaats de verdeler en zet die na de eerste afstelling van de ontsteking met de drie schroeven vast. Volg daarna de normale procedure.
Goed vastgezet met de drie M3 boutjes, heb je een heel stabiel ontstekingstijdstip.

In de 24 zit in principe dezelfde constructie als in eerdere Panhards, zij het dat daar een extra arm aan de voetplaat zit. In onderstaande foto is te zien dat de hardgesoldeerde arm is overgeplaatst naar de nieuwe voetplaat. Hardsolderen is overigens geen must, je kunt de arm ook bevestigen met twee boutjes.
Eén van onze leden maakte voor zijn 24BT het onderstaande werkstukje.

P.S.
Als je 4mm plaat te fragiel vindt of het niet aandurft om daarin draad van 3mm te tappen kun je ook een plaat van 5 mm gebruiken. Mooi is dat niet maar het past wel.

Panhard Automobielclub Nederland

Restauratie 24BT

Restauratie 24BT

Weergaven: 399

Krukasslijtage en -revisie

Krukasslijtage en -revisie

Weergaven: 396


Sinds een jaar of zestig is de revisie van de krukas een vast onderwerp in de gesprekken van Panhard liefhebbers.
Talloze ideeën daarover zijn hier en daar ontwikkeld, maar tot op heden is er nog steeds geen unaniem ondersteunde oplossing voorhanden. De discussie daarover gaat voort.
In Panhard Magazine, het clubblad van onze Franse zusterorganisatie DCPL ( Dynamic Club Panhard et Levassor) laat Jean Claude Guny zijn licht schijnen op dit voor sommigen nijpende probleem.
Met het toenemen van het motorvermogen van de Panhard motor in 1960 is zich daarmee ook de slijtage van de krukaslagers gaan voordoen. Tot nu toe zijn alle pogingen om dit probleem op te lossen geen onverdeeld succes gebleken. Een definitief betrouwbaar gemaakte krukas is de essentiële voorwaarde om nog vele lange jaren met plezier in onze Panhard modellen te kunnen blijven rijden.
In 1948 vraagt Ir. Lagarde patent aan voor een nog niet eerder ontworpen lager, bedoeld voor de motor voor de Dyna X van 610 cc met 22 pk. In 1954 wordt de motor voor de Dyna Z1 vergroot tot 850 cc met 42 pk. In juli 1955 beginnen deze vergrote motoren de eerste tekenen van lagerslijtage te vertonen.
Een verbeterde versie van de drijfas, volgens het model Eiffeltoren wordt verwelkomd als belangrijke oplossing. Een opening in de drijfstang zou ervoor zorgen dat de resultante van de krachten op de drijfstang bij zijn verplaatsing van het hoogste naar het laagste dode punt in twee componenten wordt verdeeld. Daar bovenop verhoogt men tevens het aantal van dragende rollen van drie naar vijf.
Dezelfde lagerkooi kan met deze aanpassingen voortaan de dubbele belasting verdragen. Met het verschijnen van de Tigre motor in de PL 17 in 1959 gaat het motorvermogen naar 50 pk. Van 1963 tot 1967 gaat het vermogen nog verder omhoog tot 60 pk en bij de sportieve modellen zoals de DB en CD zelfs nog meer. Echter, het lager blijft onveranderd. Sinds het eerste ontwerp 68 jaar geleden, zijn de krachten die erop worden uitgeoefend inmiddels wel verdrievoudigd!
Sindsdien zijn de problemen met versleten drijfstanglagers niet opgehouden te bestaan, immers ze komen direct voort uit het ontwerp van 5 dragende rollen waartussen kleinere naalden zijn gepositioneerd in een lagerkooi. Als Ir. Lagarde meer de vrije hand zou hebben gekregen van de heer Bercot, de directeur van Citroen in 1963, dan zou hij zeker de oplossing hebben gevonden.

Vanaf 1960 werd bij revisie van de krukas het big-end voorzien van een stalen krimpring met een hardheid van 60 rockwell C, maar omdat deze te dun werd uitgevoerd ontstonden daarin makkelijk scheuren. Andere fabrikanten deden later een soortgelijke poging met even weinig succes.

 

 

Wat kan men zoal vaststellen bij krukas slijtage??

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Leden van de Dynamic Club ondernamen in samenwerking met de onderneming Mecalim de Brives een, wat zij noemden, ultieme poging in 1990. In totaal 880 krukassen werden door de leden bijeen gebracht en vervolgens gedemonteerd. Uiteindelijk werden daarvan 60 gereviseerd.
In 2007 wordt in het volste vertrouwen op de goede afloop door één der leden weer een poging ondernomen. In nummer 78 van het tijdschrift Gazoline uit 2012 wordt verslag gedaan van de resultaten die de firma Rétro Roulements heeft geboekt. En dan zijn er nog de talloze individuele leden die het weerkerende probleem met moed en volharding hebben tegemoet getreden en bovendien nog enkele “redders in nood” die hun fantastische resultaten luid onderbouwden met testen die 10.000 tot 75.000 km duurden. Oordeelt u zelf!

 

Het commentaar van de auteur
Door de introductie van een krimpring op de krukaspen met een buitendiameter van 40 verkrijgt men als het ware een nieuwe krukas uit de periode 1960-1967 maar met de progressieve beschadigingen die men al 55 jaar kent.
Als U een goede en definitieve oplossing wilt, zult u een berekening moeten maken van de drukbelasting op de rollagers en de Herts spanningen, en vervolgens het concept van Lagarde moeten aanpassen.
Het is de bedoeling dat dit stuk nog een vervolg krijgt. Ondertussen duurt ook de discussie in onze club voort en zal blijken of er echt wel één weg is die naar Rome loopt. Wordt dus vervolgd.
Met dank aan Pierre Peters en Joannes Collette voor de technische adviezen.

Cees Visser (vertaler)

Panhard Automobielclub Nederland

Een betere vonk!

Weergaven: 396

Een betere vonk

Zelfs met eenvoudige ingrepen is vaak een verbluffende verbetering van de ontsteking te krijgen. Ik gebruik een transistor ontsteking, vaak het z.g. Velleman kitje genoemd. Bij het gebruik van deze transistorontsteking blijft de complete ontsteking intact. Uitsluitend de condensator – vaak een storingsbron – komt te vervallen.
Dankzij het minimale stroompje dat dankzij deze transistor ontsteking loopt is de levensduur van de contactpunten veel langer. Een nadeel is echter wel dat het afstellen van de ontsteking met een gewoon lampje niet meer gaat.
Het stroompje is simpelweg te zwak. Het gebruik van een LEDje lost dit probleem op.
Om het systeem niet te overbelasten is het van belang om een bobine met een weerstand van 3 Ohm te monteren. Met name in stationair toerental kan anders de transistorontsteking te warm worden. Ook is het niet te adviseren om bij uitgezette motor het contact aan te laten staan. Dit is ook niet goed voor de ontsteking.
Het gebruik van deze ontsteking zorgt er voor dat de motor sneller aanslaat, rustiger loopt en in het onderste toerengebied meer koppel heeft.
Belangrijke voordelen, maar het belangrijkste voordeel is dat het systeem veel betrouwbaarder is.
In combinatie met NGK iridiumbougies heb ik op een eenvoudige wijze grote verbeteringen geconstateerd.
NGK heeft op zijn site een handige produktzoeker : http://www.ngk.de/nc/nl/productzoeker/produktfinder/PKW/ZK_BENZINER/
Hier kan men voor alle naoorlogse Panhards opzoeken welke NGK bougies het meest geschikt zijn.
Bij de ontsteking moet men ook controleren of er niet teveel speling is op het verdeler asje. Ook de hulpas die de verdeler en de benzinepomp aandrijft, kan veel speling veroorzaken. Dit is echter een probleem voor de vakman om op te lossen. En dit artikel is eigenlijk bedoeld hoe elke Panhard bezitter zelf zijn auto betrouwbaar kan krijgen. Dus hier ga ik nu niet nader op in.
Wel is r de modificatie van Alain Lauffenburger (via het clubmagazijn leverbaar) zelf te monteren.
Deze modificatie is een grote verbetering. Het gaat hier over het bevestigingsplaatje dat de stroomverdeler aan het chateau koppelt. Origineel is dit een dun plaatje met nokken dat makkelijk krom trekt bij montage van de verdeler. Dit veroorzaakt een stroomverdeler die eenvoudig verloopt en er voor zorgt dat het vermogen afneemt of zelfs uitval van de motor veroorzaakt.
Lauffenburger heeft dit veranderd in een dikwandige plaat met een inbusbout als blokkering. Dankzij deze constructie is het verlopen van de ontsteking verleden tijd .
Als bovenstaande zaken worden opgevolgd ,ben ik ervan overtuigd dat elke zich in technisch goede staat bevindende Panhard motor betrouwbaar zijn werk zal doen en men nog meer plezier aan de auto beleeft.

Pierre Peters

Panhard Automobielclub Nederland

Valse lucht

Weergaven: 1922

Valse lucht

Een veel voorkomend probleem bij een Panhardmotor is het aanzuigen van valse lucht door de inlaat aanzuigbuizen.
Het aanzuigen van valse lucht kan grote motorschade opleveren en in elk geval een slecht lopende motor.
Door het aanzuigen van een arm mengsel, aan de zijde van een luchtlek, treed een sterke verhoging op van de temperatuur en worden met name de kleppen zwaar belast. Het loskomen van een klepzitting en het afbreken van een klep kan hierdoor worden verklaard. Ook zal de motor “bokkig “ lopen wat uiteraard erg onprettig is.
Het is dus zeer belangrijk dat men dit onderdeel regelmatig controleert!
Men kan eenvoudig constateren of de motor valse lucht aanzuigt door tijdens het stationair lopen van de motor op elk punt ( dus aanzuigflens cilinderkop en aansluiting op het inlaatspruitstuk ) wat remmenreiniger te spuiten. Blijft de motor normaal stationair lopen, dan is er niets aan de hand; echter, gaat de motor verhoogd stationair draaien, dan zal er sprake zijn van het aanzuigen van valse lucht.
Om dit te verhelpen kan men dan het beste de gehele inlaat inclusief carburateur demonteren .
Aan de zijde van het inlaatspruitstuk monteert men dan nieuwe O ringen en de inlaatbuizen kan men het beste insmeren met vloeibare pakking. Ik gebruik hiervoor Innotec Easy Gasket. Deze vloeibare pakking is bestand tegen benzine.
Pers ook voor montage de bevestigingsflenzen aan inlaatzijde recht en trek de moeren kruislings aan. De flenzen zijn vaak vervormd door het te vast aandraaien.
Vervolgens controleert men nogmaals met remmenreiniger of de motor geen valse lucht trekt.

Pierre Peters

Panhard Automobielclub Nederland