Panhard folders

Panhard folders

Panhard folders

Panhard is ook de Uitvinder van de autofolder… Al in 1892 verscheen ’s werelds eerste autofolder met een beschrijving van de eerste Panhard. en met een waarschuwing voor het gevaar van de grote snelheden, tot wel 20 km/uur in de 3de versnelling, die er mee gehaald konden worden.

 

Een belangrijke kunstenaar die veel reclametekeningen en brochures voor Panhard ontworpen heeft was Alex Kow. In de folder hieronder uit 1935 vergelijkt hij de Panhard 6DS met een rashond. 

Ook voor de nieuwe Dynamic ontwierp Kow in 1937 weer een prachtige folder.

1942: In de oorlog was er geen geld meer voor luxe folders, maar Panhard had wel wat aan te bieden. Dankzij hun enorme know-how op het gebied van houtgasgeneratoren, die ze al vele jaren voor hun vrachtwagens aanboden, kon Panhard zelfs de Dynamic zonder benzine laten rijden. Panhard bood deze generatoren ook voor auto’s van andere merken aan.

Dyna X

Na de oorlog maakte Panhard een nieuwe start met de Dyna Panhard, een heel andere auto dan de vooroorlogse modellen. In de reclame werd zowel de geheel nieuwe conceptie als de grote traditie van Panhard benadrukt.
Deze eerste folder is nog van het voorserie model, in details afwijkend van de productie modellen.

In 1950 kreeg de Dyna Panhard een vernieuwd uiterlijk. De goede prestaties en prima wegligging maakte de Dyna X een geduchte rallyewagen, in deze folder uit 1951 speelt Panhard daarop in. 

Maar ook de esthetische kwaliteiten van de Dyna werden benadrukt. De Dyna maakt uw dromen waar. 

In 1953 verscheen de laatste folder voor de Dyna X personenauto’s

Maar de besteluitvoeringen bleven nog ruim een jaar in productie, naast de Dyna Z1.

Junior

Ook de van de Dyna Panhard afgeleidde Junior verdiende een mooie folder, door Alex Kow getekend. Toen het model in 1954 veranderde moest ook de folder gewijzigd worden. Kow begon niet helemaal opnieuw… Zoek de verschillen!

 

 

 

 

 

 

Dyna Z

Voor de geheel nieuwe Dyna Z zijn prachtige folders gemaakt, Kijk maar:  

Kow ontwierp in 1958 ook dit kleurige foldertje voor de toch meestal grijze bestelwagentjes op Dyna Z basis, de D65.  

PL17

In 1959 verving de PL17 de Dyna Z. Eerder een evolutie dan een revolutie zoals de introductie van de Dyna Z1 was.
De eerste versie, de L1 (berline) en L2 (cabriolet) weken alleen qua motorkap en achterklep echt van hun voorganger af.  

De tweede generatie PL17’s, deL4 en L5, verschilden meer, zij kregen nu deuren die aan de voorzijde scharnierden. 

De derde generatie PL17, nu omgedoopt in “17” had een verhoogde daklijn, een ander dashboard en achterlichtunits, ook de voorzijde was weer iets anders.

Tenslotte kwam er in 1964 ook een Break.    

Gedurende de hele productieperiode van de PL17 werden er ook besteluitvoeringen gebouwd die de evolutie van de personenmodellen gewoon volgden.

In Nederland kreeg Karel Suyling van Citroën Nederland de vrije hand om kunstzinnige reclames te maken, óók voor de Panhard PL17, in 1963 op de RAI.

 

Panhard Automobielclub Nederland

Panhard miniaturen

Panhard miniaturen

Panhard miniaturen

Net als het merk Panhard hebben ook de miniaturen die ervan gemaakt zijn een lange geschiedenis.

Het eerste merk dat (blikken) miniaturen maakte was Jouets de Paris, ook bekend als JdeP en JEP. JEP bestond van 1920 tot 1965. In 1924 maakten ze hun eerste Panhard.

 

Een zeldzaam model is de Dyna X85 hierboven. De schaal is al vreemd, ongeveer 1/30. Dit model is van gegoten aluminium met chromen details, maar ze bestaat ook in een soort kunststof. Verder is het technisch bijzonder: met een opwindmotor, voor- en achteruit rijden en een echte 2-versnellingsbak!

 

Niet meer van blik, maar van kunststof was het model van de nieuwe Dyna ’54. Met besturing middels een stang die door de achterruit heen werkte.

 

Een ander merk dat al vroeg model-Panhards maakte was de Compagnie Industriëlle du Jouet, CIJ. CIJ bestond van 1931 tot 1964 en is vooral bekend door de “Jouets Citroën” die daar gemaakt werden. Maar gelukkig maakte CIJ ook van andere auto’s miniaturen… Zoals deze Dyna X84.

 

Panhard Automobielclub Nederland

Boeken over Panhard

Boeken over Panhard

Boeken over de historie van Panhard

Het eerst verschenen boek over de hele geschiedenis van Panhard, geschreven door Benoît Pérot in 1979.

 

Benoît schreef ook in 1991, ter gelegenheid van het eeuwfeest van Panhard een korte samenvatting van de geschiedenis van het merk, met toch nog veel nieuw materiaal.

 

Dominique Pagneux schreef in 1997 zijn dikke boek, Le Grand Livre met veel tot dan toe onbekend fotomateriaal.

 

Tenslotte schreef Bernard Vermeijlen, een onvermoeibare rechercheur van de Panhard Archieven, in 2005 onderstaand boek met een van jaar tot jaar verslag over Panhard.
Alleen dit boek is nog eenvoudig te kopen, alle voorgaande boeken alleen in antiquariaten of via eBay.

 

Panhard Automobielclub Nederland

Het merk Panhard

Het merk Panhard

Het merk Panhard

Rond 1800 kwam François-René Penhart (1760-1838) vanuit Bretagne naar Parijs om daar een bedrijf als bekleder en carrosseriebouwer te beginnen. Zijn zoon Adrien Panhard (1800-1857) bouwde de zaak uit en begon daarnaast met succes met de verhuur van rijtuigen. Diens zoon René Panhard (1841-1908) studeerde als ingenieur af aan de prestigieuze École Centrale des Arts et Manufactures.

In die tijd werkte Jean-Louis Perin (1816-1886) als houtzager bij de “Meubliers du Faubourg” in de Parijse voorstad St Antoine. Hij vroeg in 1845 een patent aan op een nieuw systeem voor de geleiding van de lintzaag. Kort daarna begon hij een zelfstandige onderneming als fabrikant van houtbewerkingmachines, die al snel uitgroeide tot een grote en vooraanstaande fabriek van zowel hout- als metaalbewerkingsmachines.

In 1867 associeerde Jean-Louis Perin zich met René Panhard waardoor de firma Perin – Panhard ontstond. René Panhard vroeg in 1872 zijn medestudent aan de École Centrale, Émile Levassor (1843-1897) partner te worden in het snel groeiende bedrijf, de naam van het bedrijf werd toen Perin, Panhard & Cie.

Tot 1873 had Panhard zich alleen met hout- en later ook metaal-bewerkings machines bezig gehouden. Met de komst van Emile Levassor kwam daar verandering in. Levassor had daarvoor bij Cockerill in België gewerkt, waar hij kennisgemaakt had met de Otto gasmotor, een stationaire krachtbron die technisch nog veel gemeen had met de stoommachine maar die op stadsgas liep en volgens het 4-takt principe werkte. Panhard zag de mogelijkheden van deze krachtbron en besloot een licentie voor de bouw ervan aan te vragen.

In 1873 kocht de firma een zeer groot terrein aan de zuidkant van Parijs, aan de Avenue d’Ivry, nummers 17 en 19. Dit blijft tot het einde in 1967 het adres van de firma. De fabrieksgebouwen bestaan nog voor een deel, maar zij zijn wel omgevormd voor hernieuwd gebruik. Alleen een plaquette getuigt daar nog van een groots verleden.

 

Vanaf 1875 begon de firma zich te interesseren voor gasmotoren als aandrijving van hun machines. Émile Levassor had eerder bij Cockerill in België gewerkt, daar had hij kennis gemaakt had met de Otto gasmotor die door Cockerill in licentie gebouwd werd. Al in 1876 bouwde ook Périn, Panhard et Cie. deze Otto gasmotoren in licentie. In dat jaar werden 380 motoren gebouwd.

 

 

 

 

De ontwikkelingen in die tijd gingen snel, Édouard Sarazin,  de vertegenwoordiger in Frankrijk voor de petroleum-motoren die Gottlieb Daimler ontwikkeld had, trad met hen in contact. Deze motor, compacter en efficiënter, zou de toekomst hebben.

 

Levassor ging de mogelijkheden van deze nieuwe motor onderzoeken. In 1886, na het overlijden van Perin, werd de bedrijfsnaam Panhard et Levassor. Op kerstavond 1887 overleed Sarazin onverwacht. Zijn weduwe Louise (1847-1916) nam op voorstel van Gottlieb Daimler de rechten over en sloot een contract met Panhard et Levassor over de licentiebouw van de Daimler motoren. In 1890 trouwde Émile Levassor met Louise Sarazin.

De motoren, die tot dan vooral bedoeld waren voor de aandrijving van hun hout- en metaalbewerkingmachines, leken na vele verbeteringen ook geschikt om rijtuigen mee aan te drijven. In 1890 begon Levassor hier mee te experimenteren. Zijn experimenten bleken succesvol. In 1891 begon Panhard et Levassor, als eerste bedrijf met het bouwen in serie van van dertig auto’s, daarmee was het begin van de auto industrie een feit. In Parijs getuigt aan de Boulevard d’Ivry een plaquette van dit historische gebeuren.

 

 

 

 

 

 

 

Émile Levassor verongelukte op 27 september 1896 in de Parijs – Marseille v.v. race, hij overleefde dit ongeval ondanks de zware verwondingen die hij opliep. Nog geen jaar later, op 14 april 1897 overleed hij plotseling, onduidelijk is in hoeverre zijn eerdere verwondingen daarbij een rol speelden. René Panhard zette de firma toen om in een NV en veranderde de bedrijfsnaam in Société Anonyme des Anciens Établissements Panhard et Levassor. Hiermee had Panhard, het merk dat als eerste de auto als een industriëel product bouwde, en dat de toekomst ervan in belangrijke mate vorm zou gaan geven, haar uiteindelijke vorm gekregen.

 

 

 

In de jaren daarna, tot aan de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Panhard zich tot een vooraanstaande autofabrikant die, met bijzondere techniek zoals de kleppenloze Knightmotor, steeds grotere en luxere auto’s bouwde. Het bouwen van die grote en dus dure auto’s was, vooral in tijden van financiële neergang, geen commercieel succes. Panhard kwam in deze periode meerdere malen in zwaar weer terecht.

Gedurende de oorlog lag de productie stil en daarna was het commerciële speelveld totaal veranderd. Er was wel vraag naar auto’s, maar dan vooral naar kleinere auto’s.

Panhard wilde die uitdaging wel aan gaan maar werd geconfronteerd met het wederopbouwplan ‘Pons’. Dat betekende onder meer dat alleen de drie grote automerken, Citroën, Peugeot en Renault voldoende staal toegewezen kregen voor een optimale productie.

Panhard viste achter het net en zocht zijn heil in het dure aluminium, waarvan door het omsmelten van vliegtuigen, voldoende op de vrije markt was. Alleen een kleine auto, voornamelijk van aluminium, was daardoor een optie. Dat werd de innoverende Dyna X84 met een 750cc tweecilinder boxermotor. De auto werd alom hoog geprezen, maar de relatief hoge prijs stond goede verkoopcijfers in de weg. Ook de modellen die volgden leden aan die kwaal en Panhard kwam wederom in de financiële problemen.

In 1956 kocht concurrent Citroën 25% van de aandelen, die overigens al voor het grootste deel in handen van Michelin waren. Dit bleek geen stimulans voor de ontwikkeling van Panhard. Citroën wilde kennelijk voorkomen dat Panhard een te concurrerend merk werd en remde de noodzakelijke innovaties (viercilinder) af.

In 1965 nam Citroën de resterende aandelen van Panhard over. Even nog leek het het merk op te flikkeren maar de Panhards waren te duur en toch wat ouderwets (slechts twee cilinders), de verkoopcijfers bleven dalen en in 1967 stopte Citroën de productie van Panhard personenauto’s.

Het merk Panhard nu eigendom van Citroën, bleef bestaan voor de defensietak van het bedrijf. Panhard (Defense) leverde in de tweede helft van de twintigste eeuw nog allerlei militaire voertuigen. De bekendste daarvan is de EBR met een twaalfcilinder boxermotor.

In 1991 verdween Citroën (financiële problemen) samen met het militaire merk Panhard in het door Peugeot overheerste PSA.

Toen Panhard in 2004 de aanbesteding van een PVP (Petit Véhicule Protegé) verloor van de firma Auverland, was een nieuwe overname daar. Panhard werd geïncorporeerd in Auverland dat vervolgens de eigen PVP (Auverland A4 AVL) onder de merknaam Panhard aan de Franse staat verkocht.

Auverland werd met het merk Panhard in 2012 verkocht aan Renault Trucks dat toen zelf een dochter was van Volvo Trucks.

Inmiddels leidt de url http://www.panhard-defense.fr naar de site van Arquus, een fabrikant van defensie materieel. Als je op deze site zoekt onder ‘Un siècle d’histoire’ dan vind je daar nog wat gegevens over de defensievoertuigen die Panhard ooit leverde. Het merk Panhard wordt kennelijk momenteel niet meer gevoerd.

Bronnen: PANHARD la doyenne de l’avant garde, Benoît Pérot (e|p|a 1979), PANHARD Les premiers tours de roue d’une industrie centenaire, Benoît Pérot (CIC Paris 1991), PANHARD Le Grand Livre, Dominique Pagneux (EPA 1996), Les PANHARD et LEVASSOR, Une aventure collective, Claude-Alain Sarre (ETAI 2000),  PANHARD & LEVASSOR entre tradition et modernité, Bernard Vermeylen (ETAI 2005), Wikipedia.

Panhard Automobielclub Nederland